Cijfers van het ministerie en van het CBS
Aantal woonwagenstandplaatsen in Nederland
Nederland telt medio 2018 minimaal 7.723 standplaatsen. Dat blijkt uit de eindrapportage Woonwagenstandplaatsen in Nederland in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Voor het onderzoek heeft adviesbureau Companen alle gemeenten (380 totaal), woningcorporaties en provincies benaderd. Niet alle gemeenten hebben aan het onderzoek meegewerkt. Daardoor kon van slechts 310 gemeenten het aantal standplaatsen in kaart worden gebracht.
Van deze 310 gemeenten hebben er 48 geen woonwagenstandplaatsen. De overige 262 gemeenten hebben bij elkaar 7.723 standplaatsen, deze zijn verspreid over 260 woonwagenlocaties.
Verdeling standplaatsen
De meeste standplaatsen bevinden zich in Noord-Brabant (1740), Zuid-Holland (1214) en Gelderland (1092). De minste in Flevoland (55), Friesland (84), Zeeland (154) en Groningen (174). In de middenmoot zitten Drenthe (387), Overijssel (459), Utrecht (604), Noord-Holland (832) en Limburg (928).
Bekeken naar het aantal standplaatsen per 1.000 woningen, scoren het laagst: Flevoland (0,3 standplaats per 1.000 woningen), Noord-Holland (o,7 per 1.000 woningen) en Friesland, Groningen en Zuid-Holland (allemaal 0,8 per 1.000 woningen). Drenthe staat in dit rijtje bovenaan met 2 standplaatsen per 1.000 woningen.
Geen inzicht leegstand
Uit de monitor blijkt verder dat 38% van de standplaatsen nog in bezit is van de gemeenten en 47% inmiddels is overgedragen aan de woningcorporaties. Helaas blijkt uit de rapportage niet hoeveel woonwagens op de standplaatsen staan. Dit bleek te lastig voor gemeenten in kaart te brengen, omdat sommige woonwagens op 1,5 standplaats staan, en op andere standplaatsen weer twee woonwagens, oftewel woonwagen en caravan van de kinderen. Ook is in de rapportage niet inzichtelijk hoeveel leegstaande/geblokkeerde standplaatsen er zijn.
Een wellicht nog belangrijker gemis is dat in de eindrapportage Woonwagenstandplaatsen in Nederland niet de aantallen standplaatsen per gemeente bekend worden gemaakt. Dit blijkt vreemd genoeg, op verzoek van de VNG, achterwege gelaten om te voorkomen dat gemeenten die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt daarop worden aangesproken.
Cijfers CBS
Aantallen standplaatsen, en ook ligplaatsen voor woonboten, worden wel per gemeente genoemd in een overzicht van het Centraal Bureau voor de Statistiek, met peildatum 1 januari 2017. Bij deze cijfers moet wel een flinke kanttekening worden gezet. Het CBS baseert zich op cijfers van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Bij de BAG wordt onder een standplaats meer verstaan dan alleen een woonwagenstandplaats. Volgens de BAG kan een standplaats een locatie voor een woonwagen zijn, maar ook een locatie voor een stacaravan (op een recreatieterrein dus). Zelfs een strandtent valt volgens de BAG onder de noemer standplaats.
Om deze reden heeft het ministerie van BZK ook besloten een nieuw onderzoek te laten doen naar alleen het aantal standplaatsen voor woonwagens. Toch willen we u het CBS overzicht BAG stand-en-ligplaatsen-1-1-2017, publicatiedatum 18-07-2018, niet onthouden. Wellicht treft u informatie over uw gemeente waar u wat mee kunt. Heeft u het idee dat de cijfers van het aantal woonwagenstandplaatsen niet kloppen, of staat uw gemeente er niet bij terwijl er wel woonwagenplaatsen zijn, dan hoort de redactie van Het Wiel dit graag terug. Dat kan als reactie onder dit artikel of via het contactformulier op deze website.
Reactie minister op demonstraties
Het onderzoek naar de woonwagenstandplaatsen is 12 oktober naar de Tweede Kamer gestuurd, samen met een brief van minister Ollongren. Daarin laat de minister weten dat zij de ontwikkeling van het aantal standplaatsen gaat volgen. De monitor standplaatsen zal elke twee jaar worden herhaald. Hopelijk de volgende keer met ook informatie per gemeente.
In de brief laat de minister ook weten dat zij niet gecharmeerd is door de demonstraties van woonwagenbewoners in gemeenten de afgelopen maanden. Volgens de minister is het beleidskader geen vrijbrief om “zich standplaatsen zonder toestemming en de benodigde vergunningen toe te eigenen.” Ook kan op deze manier bij gemeenten niet afgedwongen worden dat zij sneller ander beleid gaan voeren.
Het beleidskader geeft volgens de minister aan dat de mensenrechten van woonwagenbewoners gerespecteerd moeten worden. Dat betekent dat gemeenten in hun beleid voldoende rekening moeten houden met en ruimte geven aan het woonwagenleven van woonwagenbewoners. Maar gemeenten blijven hun eigen beleidsvrijheid houden zodat zij op basis van de lokale situatie en in samenwerking met corporaties beleid kunnen maken.