Het lot van woonwagenbewoners tijdens de Watersnoodramp

Gepubliceerd op 31 januari 2023 door redactie Het Wiel

Op 1 februari 1953, nu zeventig jaar geleden, voltrok zich een natuurramp in Nederland die aan meer dan 1800 mensen het leven kostte. De Watersnoodramp van 1953. Naast talloze huizen en boerderijen werden ook woonwagens door het kolkende zeewater opgeslokt, waaronder de woonwagens op een klein kampje aan de Dwarsweg in Middelharnis.

Hoe is het de bewoners van dit Zuid-Hollandse woonwagenkampje in de polder Oostervoorgors vergaan? Hebben zij de stormvloed overleefd en het tijdig hogerop kunnen zoeken, of waren onder hen ook slachtoffers te betreuren? Het Wiel dook in de archieven op zoek naar antwoorden.

Drijvende woonwagens

Een eerste aanwijzing over de gebeurtenissen aan de Dwarsweg die rampnacht wordt aangetroffen in een beschrijving van de Watersnoodramp op geschiedenisvanzuidholland.nl: 

“Toen het water om drie uur ’s nachts wel degelijk over de dijk begon te stromen, was er nog net tijd om de bewoners van de huisjes onderaan de dijk te waarschuwen. Tegen half vijf liepen ook de naastgelegen Van Pallandtpolder en de polder Oostervoorgors vol. De opperwachtmeester van de politie, die met zijn motor de polder was ingereden om de bewoners te waarschuwen, kon nog net de zolder van een boerderij bereiken. Niet alle bewoners konden nog op tijd worden gewaarschuwd. Enkele woonwagenbewoners in de polder Oostervoorgors wisten zich te redden door op hun inmiddels drijvende woonwagens te klimmen.”

Angstig gegil

Uit het boek Gebroken Dijken. Goeree-Overflakkee en de ramp van 1 februari 1953 van het Wetenschappelijk genootschap voor Goeree en Overflakkee blijkt dat zich die nacht een drama voltrekt op het kleine kampje: 

“Honderden helpers proberen de Spuistraat en het Oostervoorgors te bereiken, maar het opgejaagde water stijgt hier in enkele minuten na 5 uur tot 2.30 meter. De pogingen tot redding stranden op de te sterke stroom en de hevige storm. De verwarring neemt toe, er is complete duisternis waarin angstig gegil klinkt. Het woonwagenkamp is in nood en op drift geraakt. Met vlotten en in het schijnsel van autolichten worden reddingspogingen gedaan. Er zijn redders die zich met een touw in het kolkende water wagen. De elementen verijdelen deze pogingen. Hulpeloosheid en verslagenheid alom!” 

Zeventien inwoners van Middelharnis komen die nacht van 31 januari op 1 februari om als de zee door de dijken breekt. Onder hen twee bewoners van het kleine woonwagenkampje in Middelharnis.

Beeld van drijvende woonwagens van het woonwagenkampje aan de Dwarsweg in Middelharnis in de polder Oostervoorgors. Foto: Beeldbank Watersnoodramp

Onderkoeling

Sandra Koegler-van Schepen is de kleindochter van Hendrikus Johannes Lambertus Netten en Martijntje Dirkje Netten-Hagendijk. Na een oproep van Het Wiel om meer informatie, schrijft ze dat haar oma de Watersnoodramp ternauwernood heeft overleefd, maar voor haar opa kwam de redding helaas te laat. ‘Wat we weten is dat mijn opa en oma de kinderen – mijn moeder Wil, haar oudere zus Bep en jongere broer Henk – die nacht bij een boer hebben ondergebracht op een hoger en veilig stuk land. Mijn opa en oma zijn toen teruggegaan naar de woonwagen om spullen uit de wagen te halen. Maar het water stond al snel zo hoog dat ze op het dak van de woonwagen moesten klimmen en hebben moeten wachten totdat ze gered zouden worden. Mijn oma is uiteindelijk op mijn opa gaan liggen om te proberen hem warm te houden, maar dat heeft niet mogen baten. Hij is door onderkoeling overleden.’

Hoe lang de woonwagen in het water heeft rondgedobberd, en hoe haar oma uiteindelijk is gered, weten Sandra en haar moeder niet. Haar moeder was toen nog maar een meisje van vijf en kan zich er zelf niet veel meer van herinneren. En haar oma heeft er, getraumatiseerd door wat er is gebeurd, nooit meer over willen vertellen. Sandra’s opa, Henk Netten, was 38 jaar toen hij overleed. Haar oma Martha werd, met drie kinderen, weduwe op haar 29ste. Na de ramp is ze bij familie in Den Haag in huis gaan wonen, totdat zij zelf een woning kreeg.

Held

Uit een overlijdensberichtje dat Het Wiel krijgt toegezonden, blijkt dat de ramp die nacht nog een slachtoffer van het woonwagenkampje heeft gemaakt. Het betreft Johannes Marinus Mandemaker, 40 jaar op 1 februari 1953. Wat hem is overkomen is aanvankelijk ongewis. Via de site deramp.nl, een herinneringssite met de namen van alle omgekomen slachtoffers waar familie en bekenden een herinnering kunnen achterlaten, wordt dan meer duidelijk. Bij de naam Johannes Marinus Mandemaker staat het volgende ontroerende bericht: 

Ook een Held 
Deze man naar wie ik vernoemd ben, was en is mijn oom en op wie ik trots ben! 
Hij is verdronken toen hij wadend en zwemmend met een touw om zijn middel probeerde mensen uit een boerderij te redden, hij werd meegesleurd door de stroming en was niet meer te redden. Vandaar de titel Ook een Held!

Het is alles wat we van het lot van Johannes Marinus Mandemaker hebben kunnen achterhalen, maar dit ene kleine bericht zegt eigenlijk genoeg.

IJzingwekkend beeld

Volgens een medewerker van het streekarchief van Middelharnis stonden er indertijd vier tot vijf woonwagens bij Middelharnis. Het kleine kampje haalt kort na de ramp vrijwel alle landelijke dagbladen. Reden is een ijzingwekkende foto die in de vroege ochtend van 1 februari door fotograaf C. van Eck uit Middelharnis is gemaakt. Het is een foto van een woonwagen, waarvan het dak net boven het water uitsteekt. Op dat dak, zo berichtten verschillende kranten op 2 februari, bevinden zich vier mensen in doodsnood. Alleen de vrouwen redden het, tijdig gered door een boot. Volgens sommige kranten zijn de mannen van het dak in het water gevallen en overleden. Een andere krant meldt dat één van de mannen in het water is gevallen en de ander door onderkoeling om het leven is gekomen. De laatste is in elk geval de opa van Sandra en een van de geredde vrouwen is haar oma. Maar wie waren de andere twee mensen in nood en zaten er wel vier mensen bovenop de kleine woonwagen?

Uit dagblad Trouw van 2 februari 1953, de krant die als eerste de indringende foto van de op drift geraakte woonwagen publiceerde. Het onderschrift bij de foto vermeldt die dag: De eerste foto’s die ons van Flakkee bereikten. De mensen staan samengedrongen op het Oostvoorgors bij Middelharnis. In de verte drijft een woonwagen af. Boven op de woonwagen zitten enige mensen. Machteloos zien de eilandbewoners toe hoe de wagen steeds verder van het behoudende stukje grond gaat.

Getuigenissen en verhalen

De berichten net na de ramp, maar ook de getuigenissen en verhalen die in de loop van de jaren over de watersnood zijn verschenen, lijken elkaar tegen te spreken. De medewerker van het streekarchief Middelharnis vertelt dat zijn vader de drijvende woonwagen zelf heeft gezien, er zaten op dat moment twee mensen op het dak, verzekert hij.

In een serie artikelen over de ramp in Eilanden-Nieuws, wordt in de uitgave van juli 2002 echter gesproken over  “twee mannen en een vrouw” op het dak. Volgens het artikel gaat het om de families Netten en Mandemakers. Nog voordat het reddingsbootje de woonwagen kan bereiken, valt een van de mannen in het water en verdrinkt, tekent Eilanden-Nieuws op. Eenmaal bij de woonwagen, ontdekken de redders dat zich binnen in de bijna volgelopen wagen ook nog een hondje bevindt en “het schier levenloze lichaam van een vrouw”. Zij wordt via een raampje uit de woonwagen gehesen en overleeft het drama ook, aldus het artikel uit 2002.

In het boek De ramp, een reconstructie van de watersnoodramp van 1953 spreekt een getuige weer over niet één, maar over meer woonwagens met mensen erop: “Die zagen we boven op daken van hun wagens zitten.” Er worden vier mensen van de woonwagens afgehaald; twee levenden en twee doden, aldus De Ramp. 

Redders met een touw

Dat verschillende verhalen de ronde doen over de gebeurtenissen die desastreuze nacht is niet verwonderlijk. Er was chaos, wanhoop, paniek en het was nog donker toen het drama zich voltrok. Veel verhalen zijn bovendien pas jaren na de ramp gereconstrueerd, mogelijk mede aan de hand van de foto in de krant. Want was Johannes Mandemaker wel in het water gevallen, zoals vermeldt in Eilanden-Nieuws? Of probeerde hij juist zwemmend aan een touw mensen te redden, zoals uit het persoonlijke bericht op deramp.nl blijkt, en misschien zo ook zijn eigen vrouw en het echtpaar Netten. Het boek Gebroken Dijken. Goeree-Overflakkee en de ramp van 1 februari 1953 verhaalt immers ook over “redders die zich met een touw in het kolkende water wagen”.

Zeker is dat de Watersnoodramp zeventig jaar geleden aan Hendrikus Johannes Lambertus Netten en Johannes Marinus Mandemaker het leven heeft gekost, en dat alle andere bewoners van het woonwagenkampje bij Middelharnis, voor zover bekend tenminste, zijn gered of zichzelf in veiligheid hebben kunnen brengen.   

Een woonwagen die, uiterlijk althans, redelijk ongeschonden de ramp heeft doorstaan en nu ergens op een erf staat. Het is de woonwagen van Arie Lorreboer uit Middelharnis, volgens het bijschrift. Hij heeft, met zijn eventuele familie, de ramp klaarblijkelijk overleefd, want de naam Lorreboer komt niet voor op de lijsten van slachtoffers van de ramp. Foto: J.Boomsma 1953, ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland / Beeldbank Zeeland.

Moeder met vier kinderen

Verder speurend stuitte Het Wiel op nog een intriest krantenbericht: Moeder met vier kinderen verdronken. Het blijkt te gaat om Kintje Simons-Dijkstra, dan 32 jaar. Ze woonde met haar man en vier kinderen in een woonwagen te Schelphoek in Serooskerke op het Zeeuwse Schouwen-Duiveland.
Kintje dacht met haar vier kinderen een veilig heenkomen te vinden in een café dat achter de dijk lag. Haar man, Constantinus Simons, bleef bij de woonwagen. Hij wist te overleven door naar een boer in de nabijheid te vluchten toen een deel van de dijk tegen de woonwagen sloeg. Het café waar Kintje en haar vier kinderen schuilde, werd volledig weggeslagen. De volgende ochtend zag Constantinus het ingestorte café en stoelen in het water drijven. Hij vreesde het ergste voor zijn vrouw en kinderen, en niet zonder reden. Kintje Simons is later gevonden, de kinderen – drie meisjes en een jongen – nooit meer. Constantinus verloor alles die nacht wat hem lief was. 

Diepe sporen

De Watersnoodramp is nu 70 jaar geleden. De dijken zijn versterkt, de Deltawerken aangelegd. Fysiek zijn de sporen van de watersnood uitgewist, maar bij de nabestaanden en overlevenden heeft de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 diepe sporen nagelaten. Zo wordt al snel duidelijk bij het lezen van de vele verslagen en getuigenissen over de dag dat de zee een deel van ons land in beslag nam en vele levens eiste. 

Het is te hopen dat ons lage land nooit meer zo’n rampspoed hoeft mee te maken. Al zullen we, met de opwarming van de aarde en de stijging van de zeespiegel, alle zeilen moeten bijzetten en allemaal een steentje moeten bijdragen om het tij te kunnen blijven keren.

Tekst: Thea Reuver

Dit artikel is een bewerkte versie van artikelen die eerder zijn verschenen in Het Wiel 1-2019 en 1-2021.

Meer info

  • Het water komt, een vierdelige tv-serie en zeven podwalks van de NTR naar aanleiding van de 70e herdenking van de Watersnoodramp
  • 70 jaar Watersnoodramp, een special van de NOS met onder andere verhalen van overlevenden en Watersnoodjournaals over de gebeurtenissen op en rond 1 februari 1953.


Oproep om mensen te helpen identificeren

Van de 1836 mensen die het leven lieten tijdens de Watersnoodramp, zijn ruim 100 slachtoffers nooit geïdentificeerd. De tijd dringt om die slachtoffers en vooral hun nabestaanden rust te geven. Dat kan via de modernste dna-technieken. De politie doet daarom een dringende oproep aan families met vermisten van de Watersnoodramp van 1953 om dna af te staan. Het kan nog steeds, zegt een forensisch onderzoeker van de politie Zeeland-West-Brabant in de podcast De Vermisten van ’53 van de PZC en het AD.  ‘Als er binnen die familie nog ouderen zijn die bereid zijn om dna af te staan, dan geeft dat weer hoop. We kunnen die kans nog pakken, voordat het te laat is.’

Geef een reactie

Copyright © Het Wiel - Alle rechten voorbehouden. Het Wiel, Postbus 595, 3700 AN Zeist.