Nationale ombudsman stuurt brief aan minister van Binnenlandse zaken
Nationale ombudsman Reinier van Zutphen heeft minister Ollongren van Binnenlandse Zaken een brief gestuurd. Daarin benadrukt de ombudsman nogmaals dat het belangrijk is dat een minister verantwoordelijk wordt voor woonwagenbewoners en mensenrechten.
Dat het met die rechten niet al te best is gesteld, bleek uit zijn onderzoeksrapport uit mei 2017 Woonwagenbewoner zoekt standplaats. Daarin zijn klachten verzameld van woonwagenbewoners uit heel Nederland.
Hun grootste zorg was, zoals verwacht, het tekort aan standplaatsen. Daarnaast leiden het niet kunnen krijgen van een hypotheek, een inboedel- en opstalverzekering tot veel stress, en is sprake van discriminatie bij stages en werk. Het rapport bevat ook aanbevelingen voor rijk en gemeenten.
Reacties gemeenten
Na uitkomst van het rapport hebben gemeenten reacties gegeven op de klachten van woonwagenbewoners en de aanbevelingen van de ombudsman. In de brief aan minister Ollongren geeft de ombudsman inzicht in deze reacties en een aantal punten van aandacht.
Van de gemeenten die een reactie gaven, stemt ongeveer tweederde in met de kernboodschap van het rapport: recht doen aan de culturele identiteit van woonwagenbewoners middels een passend standplaatsenbeleid.
De gemeenten die niet nadrukkelijk instemmen met het rapport, gaven uiteenlopende reacties. Een deel wil eerst de reactie van de Rijksoverheid afwachten. Andere gemeenten vinden dat de aanbevelingen voor hen niet van toepassing zijn, bijvoorbeeld omdat zij vinden dat de wooncorporaties verantwoordelijk zijn voor het realiseren van standplaatsen of omdat zij hun woonwagenlocaties in de afgelopen jaren al opgeheven hebben. Weer andere gemeenten geven expliciet aan dat zij geen nul-optiebeleid voeren, maar het aantal standplaatsen ook niet gaan uitbreiden.
Tot slot zijn er diverse gemeenten die het met de (meeste) aanbevelingen uit het rapport nadrukkelijk niet eens zijn.
Punten van aandacht Rijksoverheid
Op basis van de reacties van gemeenten signaleert de ombudsman een aantal punten van aandacht voor de Rijksoverheid.
- Het mensenrechtenkader. Uit diverse reacties blijkt onvoldoende en soms zelfs onjuist begrip van het mensenrechtenkader en hoe dit toegepast wordt op de woonsituatie van de woonwagenbewoners.
- Doelgroepenbeleid. Sommige gemeenten zien een spanning tussen de bijzondere behandeling van de woonwensen van woonwagenbewoners enerzijds, en anderzijds het landelijke beleid dat niet in een doelgroepenbeleid voorziet. De Nationale ombudsman is van mening dat het mensenrechtenkader de voorkeur heeft boven beleidsmatige keuzes over (het wel of niet voeren van) een doelgroepenbeleid.
- Uitbreiding van standplaatsen. Diverse gemeenten vroegen aandacht voor het probleem om binnen hun grenzen nieuwe woonwagenlocaties te ontwikkelen.
- Afstammingsbeginsel. Gemeenten gaan hier wisselend mee om. Eén gemeente geeft aan het afstammingsbeginsel te respecteren ook al is dit met de afschaffing van de Woonwagenwet in 1999 komen te vervallen. Een andere gemeente merkt juist op dat het lastig is om de behoefte aan standplaatsen en woonwensen goed in kaart te brengen. Omdat de gemeente niet kan vaststellen of iemand een culturele identiteit als woonwagenbewoner heeft.
Rijk moet regie nemen
De Ombudsman zegt blij te zijn dat de Rijksoverheid naar aanleiding van de aanbevelingen in zijn rapport nu met een nieuwe handreiking woonwagenbeleid komt voor gemeenten. Toch verwacht hij dat alleen een handreiking niet genoeg zal zijn om alle problemen het hoofd te kunnen bieden. “Uit de gemeentelijke reacties blijkt, net als tijdens mijn eerdere onderzoek, een grote verscheidenheid aan praktijken en opvattingen over het omgaan met woonwagenbewoners (…). Een nieuw standplaatsenbeleid vergt daarom maatwerk voor situaties waarin de handreiking niet altijd kan voorzien”, schrijft de ombudsman in zijn brief.
Daar komt bij dat woonwagenbewoners naast het standplaatsentekort ook andere problemen ervaren. Zoals met de vormgeving van hun woonwagens, de problemen om hun wagens te financieren en verzekeren* en onderliggende problematiek van discriminatie bij het verkrijgen van stages en werk.
Volgens de ombudsman kan de overheid zich daarom niet beperken tot het woonvraagstuk alleen, maar moet zij ook andere vraagstukken voor woonwagenbewoners meenemen. Van Zutphen pleit daarom voor een integrale benadering “waarbij een minister zich opwerpt als portefeuillehouder voor de mensenrechten van woonwagenbewoners en hierin de regie neemt”. Verder pleit de ombudsman ervoor dat de Rijksoverheid het nieuwe standplaatsenbeleid bewaakt en in de gaten blijft houden.
Download het rapport van de Nationale ombudsman Woonwagenbewoner zoekt standplaats.
Zie ook:
Nationale ombudsman: stop discriminerend standplaatsenbeleid
Reacties bewoners van woonwagens tegenover de NOS