Geen onroerende zaakbelasting meer betalen…
Goed nieuws op het front van de ontroerende zaakbelasting. De rechtbank in Breda heeft namelijk bepaald dat de eigenaar van de grond/standplaats de ontroerende zaakbelasting moet betalen. En dat is meestal de gemeente of de woningbouwvereniging.
WOZ en waardering woonwagens en standplaatsen
Zoals de meeste lezers inmiddels wel weten moet er voor een woonwagen en standplaats onroerende zaakbelasting betaald worden. De wet waardering onroerende zaken, de WOZ, regelt de vaststelling van de waarde in artikel 22. Bij de rechtbank Breda (LJN BL9443, 08/5927T) loopt een procedure inzake de WOZ voor 72 wagens en standplaatsen tegelijkertijd. In discussie is: wie moet betalen en hoe moet de waarde bepaald worden.
De rechtbank stelt eerst vast dat de woonwagen waarover het gaat aangemerkt moet worden als onroerende zaak: de wagen moet aan de onderzijde dichtgemaakt zijn en aangesloten zijn op de nutsvoorzieningen. Daarnaast is het de bedoeling dat deze wagen permanent geplaatst is en duurzaam ter plaatse zal blijven.
De rechtbank trekt daar tevens de conclusie uit dat, nu er geen opstalrecht is gevestigd, de wagens eigendom geworden zijn van de grondeigenaar. De woningbouwvereniging maakt hiertegen bezwaar maar dat wijst de rechtbank af.
Sinds 1 januari 2006 betalen gebruikers of huurders van woningen al geen onroerende zaakbelasting meer. Deze uitspraak betekent dat geen enkele woonwagenbewoner op een huurstandplaats onroerende zaakbelasting hoeft te betalen. (Dat is alleen anders als er een zakelijk recht is gevestigd, zoals een recht van opstal. )
Dat komt omdat de wet het begrip natrekking kent. Natrekking houdt in dat de eigenaar van de grond ook eigenaar wordt van datgeen wat in/op deze grond is gebouwd, zeg maar wat duurzaam met deze grond is verbonden. Woonwagens worden als zodanig beschouwd en dat betekent dat de grondeigenaar ook eigenaar wordt van de woonwagen die daarop staat. Ik heb hier al eerder over geschreven en een ieder aangeraden een recht van opstal te vestigen.
Private onderneming
Bewoners die hun standplaats huren van een gemeente hoeven zich geen zorgen te maken omdat de gemeente niet failliet kan gaan. Voor hen verandert er eigenlijk niets. Bewoners van een woningbouwvereniging zullen ook niet veel merken, zolang deze maar niet failliet gaat. Is een private onderneming eigenaar van de standplaats waarop u een eigen woonwagen geplaatst heeft dan moet u wel opletten en er op staan dat er een opstalrecht wordt gevestigd. U moet dan weliswaar onroerende zaakbelasting betalen, maar u blijft wel eigenaar van uw woonwagen.
Taxaties
De rechtbank heeft de gemeente verzocht de taxaties nader te onderbouwen. De gemeente moet dan rekening houden met allerlei factoren. Normaal gesproken wordt bij de waarde bepaling van een woonhuis gekeken naar vergelijkbare huizen die de afgelopen periode in dezelfde buurt verkocht zijn. Dat kan bij woonwagens niet omdat hier te weinig vergelijking te vinden is. Voor de grondprijs kan dat eventueel wel. De rechtbank vindt dat er goed gekeken moet worden naar de ligging. En het feit dat de bestemming woonwagenstandplaats is, betekent dat er over het algemeen sprake zal zijn van een waarde drukkende factor.
De rechtbank hanteert wel het uitgangspunt dat de waarde bepaald moet worden op basis van de waarde in het economische verkeer op de waardepeildatum. Ofwel de prijs die zou zijn betaald ‘bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde’.
De rechtbank vindt dat de waarde van de woonwagen de eerste jaren degressief afgeschreven moet worden. Dat betekent dat de woonwagen de eerste jaren extra in waarde vermindert. Of er altijd een restwaarde bestaat kan de rechtbank op dit moment nog niet vaststellen. De waarde moet in ieder geval inclusief BTW worden vastgesteld.
De rechtbank Breda heeft de gemeente opgedragen de waarde per object, de restwaarde, en de afschrijving en afschrijvingstermijn nader te onderbouwen. We houden u op de hoogte van de uiteindelijke uitspraak.
door: Sjoerd Jaasma, advocaat woonwagenzaken
Bron: Wiel 3-2010