Uitsterfbeleid; Stand van zaken

Gepubliceerd op 20 januari 2022 door de redactie

Hoe staat het nu met het uitsterfbeleid? We horen en lezen veel over uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens die gemeenten en woningbouwverenigingen op de vingers tikt als ze standplaatsen opheffen terwijl de noodzaak daarvan niet kan worden aangetoond. Zelfs de Rijksoverheid is aangesproken op haar beleid inzake het aanleggen – meestal niet aanleggen – van woonwagenstandplaatsen. Sommige gemeenten hebben hun beleid gewijzigd, nadat het College voor de Rechten van de Mens hen daartoe had aangespoord. Er zijn echter ook gemeenten die de uitspraak van het College naast zich neer leggen.

Oordeel

Het College voor de Rechten van de Mens is geen gerechtelijke instantie. Zij kunnen gemeenten en/of woningbouwverenigingen niet dwingen om standplaatsen aan te leggen of te verhuren. Dat kan alleen de rechter. Het is zo dat een oordeel van het College wel belangrijk is, maar het gaat er natuurlijk om of een oordeel van het College via de rechter afgedwongen kan worden. Het lijkt erop dat veel gemeenten en woningbouwverenigingen zich schrap zetten en de juridische strijd aangaan. Ze leggen zich niet zomaar neer bij het oordeel van het College. Sommige gemeenten doen er alles aan om niet door het College veroordeeld te worden en laten zich daarbij bijstaan door gerenommeerde advocatenkantoren. Kennelijk willen ze niet veroordeeld worden door het College. Dat geeft dan toch aan dat er belang gehecht wordt aan het oordeel van het College.

Rotterdam

In Rotterdam heb je een groot centrum met veertig standplaatsen. Sinds een aantal jaren worden lege standplaatsen niet langer verhuurd. De gemeente heeft besloten dat het centrum verkleind moet worden naar 15 en de woningbouwvereniging moet dat dan uitvoeren. Op dit moment is er sprake van vier lege standplaatsen en een wachtlijst met tientallen woonwagenbewoners. Toch weigert de gemeente en de woningbouwvereniging de lege plekken te verhuren Eén van de mensen op de wachtlijst heeft besloten de woningbouwvereniging en de gemeente te dagvaarden en aan de rechter te vragen of hij/zij de standplaats mag gaan huren. Het gaat er dan om dat de rechter de principiële vraag moet beantwoorden of het belang van de woonwagenbewoner die al heel lang wacht op een standplaats zwaarder weegt dan het principe dat een verhuurder vrij is om al dan niet een huurcontract aan te gaan. De gemeente en de woningcorporatie gebruiken het argument van de beheersbaarheid – 40 standplaatsen is kennelijk teveel – om hun standpunt te onderbouwen. Erg sterk is dat niet. De uitspraak laat nog even op zich wachten maar kan erg belangrijk zijn voor de rest van Nederland.

Amsterdam

In Amsterdam is het zo dat er al vele jaren geen standplaatsen bij zijn gekomen. Er zijn alleen standplaatsen verdwenen. Zo is de Vredenhofweg, 67 standplaatsen, helemaal verdwenen en daarvoor zijn maar 21 standplaatsen teruggekomen. De gemeente voert ook als beleid dat ze geen standplaatsen meer gaan aanleggen. Dezelfde gemeente gaat de komende jaren wel 70.000 woningen realiseren. Zou daar dan niet een stuk of tien/vijftien standplaatsen bij kunnen vraag ik me dan af. Kennelijk niet. De gemeente Amsterdam is dan nu ook aangeklaagd bij het College. Ik ben erg benieuwd hoe men daar aankijkt tegen dit Amsterdamse beleid. In mijn ogen is het niets anders dan discriminatie op grond van woonvorm.

Door: Sjoerd Jaasma, advocaat woonwagenzaken

*Dit artikel is eerder verschenen in Het Wiel 4-2017.

Reacties zijn gesloten.

Copyright © Het Wiel - Alle rechten voorbehouden. Het Wiel, Postbus 595, 3700 AN Zeist.